Er zijn verschillende werkbladen voor leuke tekenopdrachten om te printen en te kopiëren voor de leerlingen: een werkblad voor het ontwerpen van een karakter voor een animatiefilm en een werkblad voor het tekenen van een storyboard. Onderaan deze pagina kun je ze downloaden. Je kunt de leerlingen ook een flipboekje laten maken.
Karakter
Een animatiefilmer bedenkt eerst een verhaal maar hij moet ook goed nadenken over de hoofdrolspelers of figuren. De acteurs of figuren worden in animatie een karakter genoemd. Het is niet altijd een hij of een zij, soms is dat niet duidelijk, zeker niet bij muizen, eenden of insecten die vaak in animatie te zien zijn.
De leerlingen bedenken een karakter voor een film. Daarvoor maken ze eerst een lijstje met eigenschappen. Dat betreft niet alleen het uiterlijk van een karakter: of iemand jong of oud is, drie ogen, handen met tien vingers of blauwe haren heeft. Door kleding of spulletjes van een karakter zijn ook al eigenschappen te zien. Een dier met een grote bril en een boek onder de arm zou heel slim kunnen zijn. Bij een grote spitse neus met een grote pukkel en zwarte haren erop denken we wel aan een gemene heks maar niet aan een coole popster.
Op het werkblad is er ruimte om het karakter helemaal, van top tot teen te tekenen. Daarnaast is er ruimte voor een close-up, alsof de camera heel dichtbij filmt. Dan is bijvoorbeeld de enge blik van een monster goed te zien of dat een koningin mooie en dure ringen draagt. De leerlingen maken een close-up van het gezicht van het karakter en van een ander stukje. Dat noemen we een detail. En animatiefilmers moeten tot in het kleinste detail alles bedenken en ontwerpen. De leerlingen bedenken ook wat de titel van de film wordt en wat voor soort film ze zouden willen maken: wordt het een tekenfilm, poppenfilm of computeranimatie en waarom?
Storyboard
Een animatiefilmer bedenkt eerst een idee en maakt een verhaal in de vorm van een strip. Voor een film heet dat een storyboard. De leerlingen bedenken een eigen filmfiguur en een kort verhaaltje. Vertel de leerlingen dat in het storyboard dat ze straks zelf gaan maken iets moet gebeuren dat in het echte leven niet kan. Zes plaatjes is weinig, ze moeten dus goed nadenken wat ze gaan tekenen. Opvallende kleuren of iets heel groot tekenen kan helpen. Onder de vakjes kunnen de leerlingen schrijven wat voor geluid erbij hoort.
Hang de storyboards allemaal op, bekijk ze klassikaal en bespreek de opdracht na. Vonden de leerlingen de opdracht leuk? Was hij ook lastig? Waarom hebben de leerlingen deze zes plaatjes gekozen? Welke techniek of welk materiaal hebben ze gekozen voor hun film en waarom?
Ter inspiratie kun je voorbeelden van storyboards op internet laten zien. Googelen op ‘storyboard’ levert veel afbeeldingen op. Paul Driessen, een beroemde Nederlandse animatiefilmmaker heeft storyboards op zijn site gezet.
Flipboekje
Een flipboekje is een eenvoudige manier om zelf bewegende beelden te maken. Een boekje van 24 tekeningen geeft al een aardig resultaat. Laat de leerlingen allemaal een flipboekje maken. Dit kan met notitieblokjes (geniet of gelijmd) of schriften.
Om de leerlingen op weg te helpen kun je iets vertellen aan de hand van de volgende tekst Hoe maak je een flipboekje? en wat voorbeelden op internet laten zien. Bespreek de opdracht klassikaal na. Laat enkele leerlingen hun flipboekje presenteren en vertellen waarom ze het zo getekend hebben. Zijn er grote verschillen te zien bij de flipboekjes?
Hoe maak je een flipboekje?
Maak een tekening in een notitieblokje of op de hoek van een schrift. Dan maak je op de volgende bladzijde een tekening die een heel klein beetje anders is. En zo ga je maar door. Let goed op dat elke tekening net iets anders is. Teken bijvoorbeeld een rondje of een bloem die steeds een beetje groter wordt. Alles moet steeds opnieuw getekend worden, maak het dus niet te moeilijk. Flip ten slotte met je duim langs de tekeningen. Dan gaan de tekeningen samen opeens bewegen! Het is net een heel kort tekenfilmpje.